Octrooistatistieken kunnen berekend en geanalyseerd worden op verschillende niveaus, waaronder:

  • Types uitvinders, bedrijven of groepen van bedrijven, sectoren,…
  • Toepasbaarheid in één of meerdere technologiedomeinen of sectoren
  • Octrooiactiviteit van een land of regio
  • Trends in octrooiactiviteit over verschillende tijdsperiodes

Geografisch gezien kunnen octrooi-statistieken op drie niveaus berekend worden: macro (land/regio), meso (industrie/sector) of micro (bedrijf/organisatie).  Het meest adequate aggregatieniveau hangt af van de onderzoeksvraag.

De eenvoudigste octrooistatistiek wordt verkregen door een loutere telling van het aantal octrooien, gebaseerd op een of meer criteria (zoals technologiedomein, aanvraagjaar, uitvinder, aanvrager). Het vergelijken van octrooivolumes tussen landen, industriesectoren, of bedrijven actief binnen een specifiek technologiedomein, kan inzicht bieden in technologische performantieverschillen. Door het mee in rekening brengen van bevolkingscijfers, wetenschappelijke onderbouw en technologie-infrastructuur kunnen analytici octrooivolumes koppelen aan demografische, economische en onderzoeksgerelateerde variabelen (zoals BNP en O&O uitgaven). Dergelijke normaliseringen leveren immers octrooi-indicatoren die onafhankelijk zijn van landspecifieke inputfactoren, wat accuratere vergelijkingen toelaat.

Een vaak gebruikte – maar soms bekritiseerde – indicator is de ‘neiging tot octrooieren’. Deze indicator geeft het aantal octrooien weer per euro (of andere munteenheid) geïnvesteerd in O&O. Het toont de mate waarin O&O vertaald wordt naar octrooien, en kan aldus beschouwd worden als een maat voor O&O output. Echter, omdat de definities, afbakening, meting en kwantificering van de inputs hier niet altijd eenduidig zijn, moet de ‘neiging tot octrooieren’ indicator met omzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Specialisatie-indexen kunnen aangewend worden om de relatieve positie van landen of regio’s in verschillende technologiedomeinen te berekenen, in verhouding tot de posities van andere landen of regio’s. De ‘Revealed Technological Advantage (RTA)’ is de meest gebruikte specialisatie-index.

De informatie in octrooien kan ook gebruikt worden om kaarten van technologie-architecturen te maken. Hiervoor kan – naast informatie over de octrooierende entiteit en over de karakteristieken van de uitvindingen – informatie gebruikt worden uit de referenties naar ‘prior art’ die in de octrooien geciteerd staan. ‘Kaarten’ van verschillende technologische (sub-)domeinen kunnen aangemaakt worden door de onderlinge verbanden te analyseren tussen paren van citerende en geciteerde octrooien. Daarnaast bieden co-citatie, co-classificatie of co-woord analyses een waaier aan analytische mogelijkheden. Binnen elk (sub)domein kan de relatieve positie van verschillende spelers geëvalueerd worden (bedrijven, onderzoeksinstellingen, regio’s, landen). Tenslotte – en op voorwaarde van een gedetailleerde en nauwgezette identificatie van geciteerde wetenschappelijke bronnen – kunnen deze citatiepatronen verbanden tussen wetenschap en technologie blootleggen: kennisstromen tussen wetenschap en technologie (op micro, meso en macro niveau) alsook de ontwikkeling van concordantieschema’s tussen wetenschappelijke disciplines en technologiedomeinen. Voor een inhouds-gebaseerde mapping van (verbanden tussen) topics binnen technologie-architecturen  wordt ook meer en meer gebruik gemaakt van big data analyses (tekst mining en machine learning algoritmes).

Het technometrie team van ECOOM heeft diepgaande expertise en ervaring met de hierboven beschreven technometrische indicatoren en technieken.

Terug