Elke uitvinder (individu, organisatie, bedrijf) die een uitvinding wil beschermen in een land, dient een octrooiaanvraag in bij het octrooibureau van dat betreffende land. Gelijktijdige bescherming in verschillende landen is daarbij ook een optie. De aanvraag bevat een of meerdere claims betreffende de innovativiteit van het product of proces. Tijdens het octrooi-onderzoek worden deze claims geëvalueerd en vergeleken met bestaande uitvindingen: de zogenaamde zoektocht naar ‘prior art’. Als de uitvinding voldoende vernieuwend is en potentiële (commerciële) toepassingen heeft, kan het octrooi toegekend worden. Het intellectuele recht dat aan een octrooi verbonden is, kan daarbij aan een andere persoon of entiteit toegekend worden (bijvoorbeeld de werkgever, of een andere bedrijfspartner). Daarenboven kan het recht verkocht worden, of in licentie gegeven aan derde partijen.

Wereldwijd bestaan er veel octrooisystemen en –bureaus. Daarenboven heeft bijna elk land haar eigen octrooibureau. De belangrijkste bureaus zijn het Europese Octrooibureau (EPO), het ‘United States Patent and Trademark Office’ (USPTO), het ‘World Intellectual Property Office’ (WIPO), het Japanse Octrooibureau (JPO) en in toenemende mate ook de Chinese en Koreaanse octrooibureaus (SIPO en KIPO respectievelijk). Binnen het Europese systeem wordt een octrooiaanvraag 18 maanden na de aanvraag gepubliceerd, onafhankelijk van een eventuele toekenning. Toekenningen volgen geen vaste termijn; het kan tot 5 jaar of zelfs meer duren eer een octrooi toegekend wordt. De concrete toekennings- en publicatieprocedures kunnen verschillen tussen octrooisystemen.

Terug